
Jurisprudentie
AF0211
Datum uitspraak2002-10-28
Datum gepubliceerd2002-11-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/757393-01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-11-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/757393-01
Statusgepubliceerd
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/757393-01
rolnummer 0009
's-Gravenhage, 28 oktober 2002.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, Huis van Bewaring Zoetermeer, te Zoetermeer.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 24 juni 2002, 5 augustus 2002 en 14 oktober 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr Hoogendam, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Koorn heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 primair vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Bewijsoverweging.
Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte de aan hem telastgelegde feiten niet kan hebben gepleegd, nu zulks gelet op de tijdslijn van de gebeurtenissen feitelijk onmogelijk is; verdachte was volgens de raadsman ten tijde van de telastgelegde vrijheidsberovingen en de poging tot doodslag in het Westeindeziekenhuis voor een behandeling wegens rugklachten.
De rechtbank is daarentegen van oordeel dat het gegeven dat verdachte om 13.21 uur in het Westeindeziekenhuis is gearriveerd niet uitsluit dat verdachte daarvóór bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] betrokken is geweest. Uitgaande van de tijdslijn van de raadsman is [slachtoffer] om 12.55 uur in de kelderbox gebracht. Kort daarna zijn de daders daar weggegaan. De vrijheidsberoving vond plaats in de directe nabijheid van de woning van verdachte. Het Westeindeziekenhuis is niet ver van de woning van verdachte verwijderd. De rechtbank verwijst in dit verband naar het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant Vermeer d.d. 1 augustus 2002 (blz 188-190). De rechtbank spreekt verdachte overigens vrij van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [betrokkene].
De stelling dat verdachte om 15.45 uur (het tijdstip van de schietpartij) nog niet terug was uit het Westeindeziekenhuis houdt naar het oordeel van de rechtbank evenmin stand, nu getuige [getuige] heeft aangegeven dat verdachte uiterlijk 13.30 uur bij de arts was binnengeroepen en de behandeling volgens de verpleegkundige en de arts een kwartier tot een half uur heeft geduurd.
Voorts is door de raadsman van verdachte aangevoerd dat door verschillende getuigen is verklaard dat zij de verdachte hebben zien wegrennen alsmede dat zij de verdachte over een hekje hebben zien springen. De raadsman betoogt dat dit voor zijn cliënt, gelet op diens fysieke toestand onmogelijk is geweest, zodat daaruit volgt dat hij niet de dader van de poging tot doodslag geweest kan zijn.
De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaring van dr [dokter], behandelend arts van verdachte, opgemaakt op 5 februari 2002 door L. Merbis, hoofdagent van politie Haaglanden (blz 121/122), niet valt op te maken dat bij verdachte sprake was van dermate ernstige rugklachten dat het voor hem onmogelijk zou zijn geweest om te rennen of om over een hekje te springen. De rechtbank gaat hier dan ook niet van uit.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige vrijheidsberoving waarbij het slachtoffer met kracht in een auto werd getrokken en vervolgens in een kelderbox werd opgesloten. Het slachtoffer is daarbij vastgebonden en er is een prop papier in zijn mond gestopt. Het slachtoffer is daarmee grote angst aangejaagd. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij niet heeft stilgestaan bij de traumatische gevolgen die dergelijk handelen voor het slachtoffer kunnen hebben. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten zich nog lang onveilig kunnen voelen.
Voorts heeft verdachte op klaarlichte dag op een druk plein waar ook spelende kinderen aanwezig waren met een pistool diverse malen in de richting van een persoon geschoten en vervolgens nog een keer in de lucht. Dat hij daarbij de persoon op wie hij schoot niet geraakt heeft is een gelukkige omstandigheid die echter niet aan verdachte is te danken. Ook dit slachtoffer is grote angst aangejaagd. De rechtbank neemt wat betreft de ernst van dit feit mede in aanmerking dat een schietpartij op de openbare weg ook voor de direkte omstanders bijzonder beangstigend is en de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid bevestigt en versterkt.
De rechtbank rekent verdachte deze feiten ernstig aan en zal, mede gelet op het feit dat hij blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit het algemeen documentatieregister reeds eerder wegens soortgelijke feiten is veroordeeld, uit welke veroordelingen hij kennelijk geen lering heeft getrokken, een vrijheidsstraf van aanzienlijke duur opleggen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 45, 47, 57, 282 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 primair telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
feit 1:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven;
feit 2 primair:
Poging tot doodslag;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 7 november 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 9 november 2001;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Elkerbout, voorzitter,
Raeijmaekers en Krekel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Van der Kleijn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 oktober 2002.
Mr Krekel en mr Van der Kleijn zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.